5  Stadsvlucht: wat weten we (niet) op basis van data

Stadsvlucht verwijst naar de verhuisbeweging van mensen van stedelijke gebieden naar meer landelijke gebieden. Stadsvlucht impliceert dus leegloop van de stad.

In Vlaanderen, maar ook algemeen in Europa, werd na de tweede wereldoorlog het suburbanisatieproces in gang gezet. De sterke economische groei, de algemene welvaartsstijging, een betere verkeersontsluiting, de uitbreiding van het autobezit zorgden ervoor dat de stedelijke bevolking die het zich kon veroorloven de stad ontvluchtte, met als gevolg een inkrimping van de stedelijke bevolking (De Corte e.a., 2003, 3-4). Suburbanisatie ging in deze periode samen met stadsvlucht.

Vanaf midden de jaren 1990, stopte de inkrimping van stedelijke bevolking. Vanaf 2000 begonnen de steden opnieuw te groeien in inwonersaantallen, ook de suburbanisatie nam verder toe. Stadsvlucht blijft hoog op de politieke agenda staan (bvb, beleidsnota Wonen Stad Gent 2020-2025 ) en wordt van dichtbij gemonitord, bijvoorbeeld in de Stadsmonitor. In secundaire analyses van de Stadsmonitor 2011 is er sprake van vooral een stadsvlucht van jongere gezinnen. Jongeren en ouderen hadden ondertussen de stad opnieuw ontdekt om er te wonen (Pickery, 2011). Het discours verschoof van algemene stadsvlucht (en dalende bevolkingsaantallen) naar selectieve stadsvlucht (o.a. jonge gezinnen met kinderen en, hoewel nooit bewezen: middenklasse, kapitaalkrachtigen, ….).

In dit hoofdstuk bekijken we de verhuisbewegingen van en naar de stad alsook de dynamiek binnen de stad. We bekijken ook wat we op basis van deze data kunnen besluiten over stadsvlucht. We focussen ons op Gent. Wat stadsvlucht/stadsaantrekking initieert en versterkt wordt niet besproken in dit hoofdstuk. We kijken zuiver naar bevolking naar, in en uit Gent om aan te geven of er al dan niet stadsvlucht is.

5.1 Stadsvlucht en data

Gent heeft, net zoals alle Belgische gemeenten, een bevolkingsregister. Het is een systeem van bevolkingsboekhouding. Iedere individuele burger die Gent als hoofdverblijfplaats heeft, moet zich inschrijven in het bevolkingsregister van Gent. Bij verhuis naar een andere gemeente moet de burger zich uitschrijven en opnieuw inschrijven in de nieuwe gemeente als hoofdverblijfplaats. Op die manier is er voor iedere Belgische gemeente zicht op de omvang en samenstelling van de inwoners van een gemeente, alsook op de verhuisbewegingen.

De informatie in het bevolkingsregister is beperkt tot demografische gegevens, zoals adres, leeftijd, geslacht en nationaliteit van de persoon. Op individueel niveau beschikt de Stad Gent niet over fiscale gegevens of het opleidingsniveau. Ook in andere registers beschikt de Stad Gent niet over inkomengegevens of het hoogste behaalde diploma van haar inwoners.

Fiscale gegevens en/of opleidingsgegevens zijn wel beschikbaar bij andere instanties (o.a. FOD Financiën, Kruispuntbank Sociale Zekerheid en Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming). Omwille van regelgeving rond privacy (GDPR) kunnen deze gegevens echter niet zomaar worden uitgewisseld. Hiervoor is een wettelijke basis nodig en dienen de nodige protocollen opgesteld te worden. De analyse van de fiscale situatie en het opleidingsniveau specifiek voor migratiebewegingen met Gent, valt daarom buiten de scope van dit rapport. Waar mogelijk baseren we ons hiervoor op externe studies.

Deze publicatie focust zo veel mogelijk op de periode 2018-2022 om de meest recente migratietrends in beeld te brengen. Waar dat relevant is, kijken we ook naar eerdere tijdsperiodes. De COVID-19-pandemie valt midden in de periode 2018-2022. Deze pandemie had een onmiddellijke invloed op de migraties. Tijdens de lock-down kon men niet verhuizen en internationale migratie was voor een langere periode niet mogelijk. De uitdagingen rond leefomgevingskwaliteit – zeker in steden – werd nog maar eens duidelijk, en kwamen opnieuw op de politieke agenda’s. Zien we dit in cijfers? Of zal dit pas later zichtbaar zijn?

5.2 Analyses op basis van de Gentse bevolkingsregisters

In dit deel bekijken we de bevolkingsevolutie van Gent. Daarnaast bespreken we de jaarlijkse verhuissaldo’s van Gent doorheen de tijd, ook naar leeftijd. Longitudinaal bespreken we de blijfkansen van Gentenaars naar leeftijd, en ook naar gezinssituatie.

5.2.1 Bevolkingsevolutie Gent 1980-2022

We starten bij het begin. Hoe is de bevolkingsevolutie in Gent? Kan dit een eerste indicatie zijn voor stadsvlucht/stadsaantrekking?

Figuur 5.1: Aantal inwoners in Gent, 1980-2023

Figuur 5.1 toont dat Gent een krimpende bevolking kende in de jaren 1980 en 1990. Vanaf de jaren 2000 groeide de stadsbevolking opnieuw aan. Een trend in de steden die overal in Vlaanderen, in Europa en mondiaal wordt vastgesteld (PBL, 2015).

De groei van de bevolking is de som van het natuurlijk saldo (geboortes min sterftes) en het migratiesaldo (immigratie min emigratie). Zuiver op basis van daling/stijging van bevolkingsaantallen kunnen er geen uitspraken worden gedaan over stadsvlucht/stadsaantrekking. Gezien deze evolutie een gevolg kan zijn van een bevolkingsgroei enkel op basis van geboortes.

Is deze groei van de bevolking sinds 2000 specifiek voor Gent? Of zien we deze trend ook bij omliggende gemeenten of in Vlaanderen?

Figuur 5.2: 5-jaarlijkse bevolkingsgroei van Stad Gent, regio Gent en Vlaams Gewest, 1990-2023

Figuur 5.2 geeft de 5-jaarlijkse bevolkingsgroei van Gent weer sinds 1990. Ter vergelijking wordt regio Gent1 meegegeven alsook het Vlaamse Gewest. Hierop is duidelijk te zien dat Gent sinds 2003 een grotere bevolkingsgroei kent dan het Vlaams Gewest of de regio Gent. Vanaf 2011 is er een daling van de groei, maar nog steeds hoger dan voor het Vlaamse Gewest of regio Gent. Vanaf 2020 daalt Gent sterker dan de twee refentieregio’s. De COVID-19-pandemie waarbij in 2020 de internationale migratie stopte, is hier een mogelijke verklaring.

Door stadsvlucht te benaderen op basis van bevolkingsaantallen, zouden we kunnen stellen dat er een stadsvlucht was in de periode 1980 -1999. Vanaf de eeuwwisseling telt Gent opnieuw meer inwoners en is de bevolkinsgroei voor Gent hoger dan voor regio Gent of meer algemeen het Vlaamse gewest.

In een volgende fase kijken we specifiek naar de verhuissaldo’s: welke leeftijden en welke type gezinnen.

5.2.2 Naar en uit Gent: binnenlandse verhuissaldo’s

Een gemeente groeit of krimpt enerzijds door geboortes en sterftes, maar ook door verhuizen naar en uit de gemeente. In het kader van stadsvlucht wordt dikwijls enkel gekeken naar de verhuisbewegingen met andere Belgische gemeenten. Het verschil tussen de emigratie en immigratie wordt het binnenlands migratiesaldo genoemd. Wij behouden de termen binnenlandse migratie en binnenlands verhuissaldo voor het definiëren van de migraties tussen Gent en andere Belgische gemeenten.

Gent, Binnenlandse en internationale migratie

Figuur 5.3 toont het binnenlands verhuissaldo van Gent met andere Belgische gemeenten alsook het binnenlands verhuissaldo van alle centrumsteden en de regio Gent. Voor Gent en de centrumsteden kent de periode 1990-2021 voornamelijk een negatief verhuissaldo. De saldo’s zijn evenwel zeer fluctuerend en ook voor een aantal jaren positief, namelijk in 2001, 2002, 2015 en 2016. Voor de centrumsteden is er enkel voor het jaar 2001 een positief migratiesaldo. Voor regio Gent zijn er eerder positieve verhuissaldo’s en slechts enkele jaren negatieve verhuissaldo’s. Voor de binnenlandse migratiesaldo’s zijn de financiële crisis van 2008 en COVID-19-pandemie niet duidelijk zichtbaar.

Figuur 5.3: Evolutie van het migratiesaldo met een andere Belgische gemeente per 1.000 inwoners, voor Gent, de centrumsteden en regio Gent, 1990-2021

Volgens Willaert (2003) - in een onderzoek naar migratiebewegingen tussen Belgische gemeenten met focus op de stad - kunnen we niet spreken over een kering van de stadsvlucht. Het binnenlands verhuissaldo blijft namelijk groter in de niet stedelijke gemeenten en de kleine steden, dan in de grote en regionale steden.

Willaert verduidelijkt dat soms administratieve aanpassingen (bijvoorbeeld regularisatieprocedures) eerder dan reële verhuisbewegingen aan de grondslag liggen van een positief binnenlands verhuissaldo.

Als we kijken naar de interne verhuissaldo’s van Gent valt op dat deze voornamelijk negatief zijn. Op jaarbasis verlaten er dus meer mensen de stad voor een andere Belgische gemeente dan dat er naar Gent verhuizen. Hieruit zou men kunnen besluiten dat stadsvlucht nog steeds de norm is. Maar opgelet, bij interne verhuissaldo’s wordt buitenlandse migratie niet meegeteld bij de binnenlandse immigratie, maar wel bij de binnenlandse emigratie uit de stad. Indien we wel rekening houden met buitenlandse migratie, en het totale saldo bekijken dan is er geen sprake van stadsvlucht.

5.2.3 Verhuizen is leeftijdsspecifiek: voornamelijk jongeren en jonge gezinnen vallen op.

Om de negatieve interne verhuissaldo’s voor Gent beter te begrijpen is het belangrijk om migratie te bekijken naar leeftijd. In dit deel bekijken we de tendenzen van, naar en weg van Gent, opgesplitst naar leeftijd, voor de periode 2018-2022.

Verhuizen is van alle leeftijden, maar is toch frequenter bij bepaalde leeftijden. Figuur 5.4. toont voor Gent de verhuismobiliteit naar leeftijd (in leeftijdscategorieën van 10 jaar). Twintigers en dertigers verhuizen het meest. Vanaf de leeftijdsgroep 20-29 jaar neemt de mobiliteit af met de leeftijd.

Figuur 5.4: Verhuisbewegingen volgens leeftijd, Gent, 2018-2022

Verhuisbewegingen naar leeftijd uitgesplitst naar de richting (naar, uit en binnen Gent) voor de periode 2018-2022 geeft volgend beeld.

Figuur 5.5: Verhuisbewegingen naar richting volgens leeftijd, Gent, 2018-2022

Op deze grafiek zie je dat er duidelijke verschillen zijn tussen de leeftijdsgroepen wat betreft de richting van verhuis. De 20-29-jarigen en in mindere mate de 10-19-jarigen kennen voornamelijk migratiebewegingen naar Gent. De meest frequente leeftijd van een nieuwe Gentenaar is 24 jaar.

Figuur 5.6: Migratiesaldo volgens leeftijd, Gent, 2018-2022

Als we kijken naar het migratiesaldo, d.w.z. het verschil tussen immigratie naar en emigratie uit Gent, dan valt op dat het saldo van 20-29-jarigen zeer hoog is. Ook het saldo van de 10-19-jarigen is positief, maar in minder sterke mate. De overige leeftijdsgroepen hebben een negatief saldo, wat betekent dat er binnen de leeftijdsgroep meer mensen Gent verlaten dan dat er naar Gent verhuizen. Dit is het meest uitgesproken voor de 0-9 en 30-39-jarigen. Deze beide leeftijdsgroepen worden samen gezien als het theoretisch opgebouwd begrip ‘jonge gezinnen’, omdat het de groep is die de grootste kans heeft deel uit te maken van een jong gezin (zie kader).

Jonge gezinnen

Bij de operationalisering van jonge gezinnen gaat het om mensen op ’jonge-gezinnenleeftijd’: dit zijn de 30-39-jarigen alsook 0-9-jarigen. Voor de volwassenen werd de groep genomen die het meeste kans maakt om deel uit te maken van een jong gezin. 47% van de 30-39-jarigen behoort tot een jong gezin. Bij de 20-29-jarigen is dit bijvoorbeeld maar 21,6%, bij de 40-49-jarigen maar 21,7%. Als we de som maken van de 0-9-jarigen en de 30-39-jarigen bevindt 72,5% hiervan zich effectief in een jong gezin. Dus het is belangrijk voor ogen te houden dat met de gemaakte afbakening een zo groot mogelijke groep beoogd wordt die potentieel tot een jong gezin behoort, maar deze afbakening is zeker niet perfect (Vlaamse Overheid – Team Stedenbeleid, 2022).

M.a.w. op basis van de uitgesproken negatieve migratiesaldo’s van mensen op ‘jonge-gezinnenleeftijd’ zou men kunnen besluiten dat deze de stad verlaten. Maar ook hier moeten we wijzen op de beperking van een migratiesaldo. Een migratiesaldo geeft een balans weer op een bepaald moment tussen in- en uitgaande stromen. Het houdt echter geen rekening met veranderingen doorheen de tijd, en met de dynamieken in de verschillende levensfases van een inwoner. Dit is wel mogelijk bij een analyse op basis van blijfkansen, die we bespreken in de volgende paragraaf.

5.2.4 Blijfkansen

Op basis van het bevolkingsregister kunnen we naast migratiesaldo’s ook blijfkansen berekenen. Daarbij volgen we personen voor een langere tijdsperiode en gaan na of ze nog steeds in Gent wonen.

Bij een analyse van blijfkansen (door middel van een cohorte-onderzoek) wordt wel rekening gehouden met:

  • migratie uit het buitenland (= internationale migratie). Bij het binnenlands verhuissaldo wordt enkel rekening gehouden met migratie binnen België. Personen die van uit het buitenland naar Gent verhuizen worden niet in rekening gebracht, tenzij ze eerst een tussenstop maakten in een andere Belgische gemeente. Maar als deze personen vervolgens uit Gent verhuizen, worden ze wel meegeteld in het binnenlands verhuissaldo.

  • geboortes in de stad. Bij interne verhuissaldo’s zorgen de kinderen die in de stad geboren worden - bij binnenlandse emigratie - voor een negatief saldo.

In dit deel bekijken we de blijfkansen van Gentenaars op 5 jaar, met name 2018-2023: op individueel niveau bekijken we of een inwoner van Gent op 1 januari 2018 nog steeds in Gent woont op 1 januari 20232.

De gemiddelde blijfkans van Gentenaars is voor deze periode 80%. Wanneer we dit opsplitsen per leeftijdsgroep, zien we duidelijke verschillen. De 20-29-jarigen hebben de laagste blijfkans, namelijk 60%, de 30-39-jarigen 75%. De overige leeftijdsgroepen hebben hogere blijfkansen dan gemiddeld voor alle leeftijden. Voor 60-79-jarigen bedraagt dit zelfs meer dan 90%.

Figuur 5.7: Blijfkans op 5 jaar volgens leeftijdscategorie, Gent, referentiejaar 2018

5.2.5 Meer in detail: blijfkansen van 20-29-jarigen

Hoger toonden we aan dat de blijfkans van twintigers lager ligt dan het gemiddelde voor alle Gentenaars. Maar hoe evolueert deze in de tijd? We hebben de blijfkansen op 5 jaar berekend voor het jaar 2000, 2013 en 2018.

De blijfkansen op 5 jaar bedroegen in 2000 nog 69%, in 2013 64% en in 2018 60%. Een daling dus met 9 procentpunten. Een trend die we ook optekenen voor alle leeftijdsgroepen, maar die iets minder uitgesproken is dan voor de 20-29-jarigen.

Besluit: Gent trekt voornamelijk twintigers aan, en dan specifiek 24-25-jarigen. De blijfkansen van twintigers ligt lager dan het gemiddelde voor alle leeftijdsgroepen. Bovendien is er in de tijd een daling van de blijfkansen voor twintigers.

Maar er verhuizen ook twintigers weg uit Gent, voornamelijk naar de omliggende gemeenten (met uitzondering van De Pinte en Sint-Martens-Latem) en de grootstad Antwerpen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

5.2.6 Meer in detail: blijfkansen van gezinnen met kinderen in Gent

Het bevolkingsregister bevat voor elk huishouden informatie over de gezinstoestand, het aantal gezinsleden en het aantal kinderen (zie methodologie). Op basis daarvan kunnen we volgende gezinssamenstellingen afleiden: alleenwonend, eenoudergezin, samenwonend (ongeacht gehuwd of niet) met kinderen of samenwonend zonder kinderen. Dit is dus een formele beschrijving zoals het is opgenomen in het bevolkingsregister. Dit komt niet altijd overeen met de feitelijke situatie. Een belangrijk voorbeeld zijn gescheiden ouders in co-ouderschap waarvan het kind/de kinderen bij 1 van de ouders zijn gedomicilieerd (= de jure) maar bij de andere ouder ook feitelijk verblijven. Deze laatste ouder kan in de bestanden opgenomen zijn als alleenstaande en niet als (alleenstaande of) samenwonende ouder. Hoe groot deze ‘foutenmarge’ is weten we niet.

Ook voor gezinnen bekijken we longitudinaal wat de blijfkansen zijn van gezinnen met kinderen in Gent voor de periode 2018-2022 (zie Figuur 5.8).

De blijfkansen van samenwonenden (al dan niet gehuwd) met kinderen en alleenstaande ouders liggen zo’n 6 procespunten hoger dan voor alle andere type gezinnen. De blijfkansen van samenwonenden met kinderen en alleenstaande ouders over 5 jaar kennen een dalende trend. In 2000 bedroeg de blijfkans 90%, in 2005 88% en in 2018 86%. Maar dat is een trend die we voor alle types gezinnen en leeftijden opmerken. Gezinnen met kinderen zijn daarin niet verschillend. Voornamelijk voor samenwonenden zonder kinderen zien we de grootste daling, sterker dan voor alleenstaanden.

Figuur 5.8: Evolutie van de blijfkans op 5 jaar naar gezinssamenstelling, Gent, referentiejaren 2000-2018

Figuur 5.9 toont de blijfkans voor gezinnen met kinderen en gezinnen zonder kinderen. De blijfkans van gezinnen met kinderen is hoger dan de blijfkans voor gezinnen zonder kinderen. Met andere woorden: kinderen binden je ook aan je woonplek.

Figuur 5.9: Evolutie van de blijfkans op 5 jaar voor huishoudens met en zonder kinderen, Gent, referentiejaren 2000-2018

Wat er daarnaast opvalt is dat doorheen de tijd de blijfkansen afnemen. Er wordt meer verhuisd weg uit Gent. Dit is het meest uitgesproken voor samenwonenden zonder kinderen. En voornamelijk in de leeftijdscategorie 30-39-jarigen samenwonend zonder kinderen. Voor de 30-39-jarigen samenwonenden met kinderen zijn de blijfkansen relatief stabiel. Voor de 20-29-jarigen daalt de blijfkans voor zowel samenwonenden met kinderen als zonder kinderen. Maar de laatste 4 jaar is de daling van blijfkans iets meer uitgesproken voor samenwonenden met kinderen. In verhouding is de groep 20-29 jarige samenwonenden met kinderen veel kleiner dan de vergelijkbare groep 30-39-jarigen.

Een deel van deze gezinnen zal een samenwonend koppel met kinderen in spé zijn. Wat hun aandeel is weten we niet. Bovendien is een daling van blijfkansen op zich geen bewijs van stadsvlucht, maar dit kan evengoed een verhoogde mobiliteit impliceren.

5.2.7 Meer in detail: gezinnen met kinderen en de stad

Gent kent een sterkere instroom van jongvolwassenen, anderzijds verlaten jonge gezinnen de stad. Dit is op basis van interne verhuissaldo’s naar leeftijd, maar ook op basis van de blijfkansen van jonge gezinnen. Maar hoe zit het nu met de gezinnen in de stad? Is er echt sprake van stadsvlucht van gezinnen?

Aantal en aandeel gezinnen met kinderen in Gent

Gent kent een stijging van het aantal gezinnen met kinderen sinds 2004. In de periode ervoor (1990-2004) was er nog een duidelijke daling van het absoluut aantal gezinnen met kinderen (zowel koppels met kinderen als eenoudergezinnen): 66.571 in 1990 naar 59.582 gezinnen in 2004. Daarna stijgt het aantal gezinnen naar 66.621 in 2022, net boven het niveau van 1990. 2004 is het jaar waar we een duidelijke stijging zien van het aantal geboortes in Gent. Vanaf 2010 nemen de geboortes opnieuw af, maar geboorteaantallen zitten nog steeds op een hoger niveau dan voor 20043.

De cijfers voor Gent tonen aan dat het aandeel gezinnen met kinderen (t.o.v. alle types huishoudens) daalt in de periode 1990 -2000 van 35% naar 32,5%. In de periode tot 2022 blijft het aandeel gezinnen in de stad stabiel rond de 31,5%. (zowel koppels met kinderen als eenoudergezinnen4). M.a.w. sinds de bevolking van Gent toeneemt, neemt ook het absoluut aantal gezinnen met kinderen in de stad toe en blijft het aandeel gezinnen met kinderen in de stad stabiel. Ondanks de dalende blijfkansen van samenwonenden met of zonder kinderen, is er dus nog steeds gezinsvorming in de stad.

Figuur 5.10: Aandeel gezinnen met kinderen, Gent, 2000-2023

Besluit: de blijfkansen van samenwonenden met kinderen en alleenstaande ouders liggen hoger dan voor alle andere types gezinnen. Met andere woorden: kinderen binden je ook aan je woonplek. Anderzijds zien we dat de blijfkansen van alle types gezinnen aan het dalen zijn: er wordt meer verhuisd weg uit Gent. Een daling van blijfkansen is op zich geen bewijs van stadsvlucht, maar kan evengoed een verhoogde mobiliteit impliceren.

5.2.8 Besluit: stadsvlucht op basis van bevolkingsregister

Er zullen altijd migratiebewegingen zijn tussen de stad, omliggende gemeenten en platteland. Er is eerder de bekommernis dat de beweging weg uit de stad leidt tot een leegloop van de stad of dat ze selectief is. Er wordt gesproken van selectieve stadsvlucht van jonge gezinnen, maar ook van welstandsvlucht. Maar zeggen de cijfers dat ook? Wat kan er besloten worden op basis van de Gentse bevolkingsregisters?

Analyse op basis van het bevolkingsregister laat enkel toe om verhuisbewegingen te analyseren naar demografische (leeftijd, gezinssituatie, nationaliteit, …) en geografische (woonplaats) variabelen. Sinds 2000 kent Gent een stijgend aantal inwoners. We kunnen dus niet spreken van een algemene stadsvlucht, zoals het geval was tijdens het suburbanisatieproces eind vorige eeuw.

Tegelijk zien we vooral negatieve binnenlands verhuissaldo’s: er verlaten meer Gentenaars de stad, dan dat er vanuit andere Belgische gemeenten mensen naar Gent verhuizen. Deze negatieve binnenlandse verhuissaldo’s worden soms als een bewijs van stadsvlucht beschouwd, maar houden geen rekening met internationale immigratie, noch met de geboortes in de stad.

Binnenlandse verhuissaldo’s naar leeftijd tonen dat twintigers vooral naar Gent trekken. De verhuissaldo’s van jonge gezinnen (= 30-39-jarigen en 0-9-jarigen) zijn negatief. Zij verlaten vaker de stad dan dat ze de stad binnenkomen. Ze zijn opnieuw geen bewijs voor stadsvlucht, ze houden immers geen rekening met de verhuisdynamieken in de verschillende levensfases.

Longitudinaal onderzoek, bvb. het berekenen van de blijfkansen van Gentenaars, houdt wel rekening met deze dynamieken in de verschillende levensfases, alsook buitenlandse immigratie en geboortes. En deze tonen een ander verhaal.

Gemiddeld is de blijfkans van Gentenaars in de periode 2018-2023 80%, enkel voor de 20-jarigen en 30-jarigen is dit lager. Blijfkansen naar gezinssamenstelling toont dat de blijfkansen van gezinnen met kinderen hoger liggen dan deze voor gezinnen zonder kinderen. Met andere woorden: kinderen binden je ook aan je woonplek. Alleenstaande ouders hebben hogere blijfkansen dan samenwonenden (ongeacht gehuwd of niet) met kinderen. Wel valt op dat de blijfkansen in vorige periodes van 5 jaar, hoger liggen. Sinds 2000 lijkt algemeen de blijfkansen af te nemen. Toch is dit geen voldoende bewijs voor stadsvlucht, gezien het kan duiden op een verhoogde mobiliteit.

Als we kijken naar het aandeel en aantal gezinnen in Gent, dan zien we voor de periode 1990 – 2004 een daling, gevolgd door een stijging. In absolute aantallen telt Gent vandaag meer gezinnen dan in 1990. Relatief stijgen we niet boven het niveau van 1990 en blijven we stabiel. Kortom, stadsvlucht van jonge gezinnen kunnen we op basis van analyse van de bevolkingsregisters moeilijk hard maken. Er wordt inderdaad verhuisd weg uit Gent, maar het zorgt niet voor een leegloop van gezinnen met kinderen in Gent. Het bestuderen van selectieve stadsvlucht naar socio-economische status is niet mogelijk aan de hand van de bevolkingsregisters. Daarvoor is een koppeling met andere databestanden nodig of een uitgebreid survey onderzoek, als proxy.

5.3 Stadsvlucht: analyse naar inkomen en opleiding

Om ‘welstandsvlucht’ in kaart te brengen zouden we de migratiebeweging moeten koppelen met een socio-economische variabele. Idealiter een inkomen. Maar koppeling met fiscale inkomens is tot op heden weinig tot niet gebeurd. Stad Gent heeft geen wettelijke basis om dit te doen; we baseren ons op recent onderzoek uitgevoerd door wetenschappelijke instellingen.

Een van deze studies is deze van De Maesschalck, De Rijk en Heylen (2015). Deze studie behandelt de verhuisbewegingen tussen de Brusselse gemeenten en de rand rond Brussel in Vlaams-Brabant in de periode 2008-2012. Er wordt gekeken naar het socio-economische profiel van de verhuizers. Gegevens zijn verkregen van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. De onderzoekers hebben de bevolking opgedeeld in 4 inkomensgroepen (equivalent inkomen5): 25% inwoners met hoogste inkomen, de 25% met het laagste inkomen en de twee kwartielen ertussen. Het gaat om inkomens uit arbeid en uitkeringen; niet over roerende en onroerende goederen. De onderzoekers besluiten dat ook in de meest recente periode het vooral jonge gezinnen zijn die naar de rand trekken, en dat gaat samen met een verarming van Brussel. De verhuizende jonge gezinnen hebben een hoger inkomen dan gemiddeld in Brussel. Wel moet genuanceerd worden. Dit geldt niet voor alle deelgemeenten van van de brede rand, maar de vaststelling is dat de overgrote meerderheid van de verhuizers actief is op de arbeidsmarkt.

Heel recent is er een nieuwe studie, opnieuw voor Brussel, met een gelijkaardige methodologie als De Maesschalck, De Rijk en Heylen. In deze studie van het BISA (Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse), worden de belastbare inkomens van nieuwkomers in Brussel en vertrekkers uit Brussel voor het jaar 2019 met elkaar vergeleken. Op basis van analyse van de omvang en samenstelling van de bevolking op 2 momenten, wordt besloten dat het totale belastbaar inkomen van het Brussels Gewest daalt door de intergewestelijke migraties van en naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BISA, 2023).

De Maesschalck, De Rijk en Heylen (2015) besluiten eveneens dat de administratieve grenzen van een stad (hier Brussel) niet samenvallen met de sociale grenzen. De verschillen binnen Brussel en binnen de brede rand zijn vaak groter dan tussen aangrenzende gebieden in Brussel en de brede rand. De migratiebewegingen tussen een stad en suburb kan dus worden genuanceerd.

Ook Van den Broeck & Dreesen (2022) geven dit aan: verhuismotieven krijgen soms een ander gewicht voor verschillende verhuizerstypes. Het zijn niet zozeer woningkenmerken zoals een grotere woning of een tuin die stadsverlaters meer de stad doen verlaten dan interne stadsverhuizers, maar wel de directe woonomgeving (naar veiligheid, properheid, rust, buren, parkeren, …). Bij gezinnen met kinderen - of het nu stadsverlaters of interne stadsverhuizers zijn - speelt belang van de woonomgeving even veel/weinig mee.

De studies van de Maesschalck, De Rijck en Heylen en BISA vertrekken van de migratiesaldo’s om het migratieproces (stadsvlucht en verhuis naar de rand van Brussel) in kaart te brengen. We gaven reeds aan dat dit niet voldoende is. Stadsvlucht vraagt ook cohorte-onderzoek. Analyse enkel op basis van de omvang en samenstelling van de bevolking op verschillende meetmomenten is niet voldoende. Stadsvlucht vraagt onderzoek waarbij je je bevolking gedurende een bepaalde periode opvolgt. In het onderzoeksproject ‘Bruxodus’ is dit nagegaan. Evenwel is er niet naar inkomen gekeken, maar wel naar een andere variabele voor socio-economische status, met name opleiding.

In opdracht van het Gewestelijk Agentschap Innoviris door drie VUB-onderzoekscentra – BRIO, Interface Demography en TOR –gaat men na wie van en naar Brussel verhuist, en wat de beweegredenen van die mensen zijn. Dit onderzoeksproject heet ‘Bruxodus’. Deze studie is gepubliceerd in 2020 (Janssens, te Braak & Surkyn, 2020).

In deze studie is er een cohorte-analyse uitgevoerd op basis van de Census 2001 en 2011 – de meest recent beschikbare data op dat moment. Er is nagegaan welk percentage hoger opgeleiden uit de census van 2001 tien jaar later nog bij de census 2011 nog in dezelfde stad woonden.

De onderlinge verschillen tussen de steden waren niet zo groot: Brussel behield na 10 jaar 76,5% van haar hoogopgeleide inwoners, Antwerpen 74,0% en Gent 73,8%. Surkyn J. geeft aan dat “Ondanks relatief beperkte verschillen was die conclusie destijds zeer interessant, ….Door enkel te kijken naar migratiebalansen per opleidingsniveau werd vergeten dat dezelfde instromers die nog ongediplomeerd waren bij aankomst een aantal jaren later vaak uitstroomden met een diploma. De balans kon dus enkel negatief zijn, maar de redeneerfout was dat die negatieve interne migratiebalans ook zou leiden tot een verlaging van het gemiddeld opleidingsniveau. Dat is niet het geval doordat stelselmatig nieuwe diploma’s uitgereikt worden en de gediplomeerden een tijd blijven hangen en bijdragen tot het gemiddeld opleidingspeil.6

Steden en grootsteden spelen een rol in de opwaartse sociale mobiliteit van haar inwoners. De stad eerder als ‘roltrap’, dan als ‘magneet’ of ‘spons’. ‘Steden als roltrap’, waar jongvolwassenen toekomen, zich scholen, zich huisvesten en carrière maken en waarvan een percentage bij gezinsuitbreiding terug de stad verlaat. Gent met haar centrumfunctie voor onderwijs en ook hoger onderwijs zal daarin niet verschillend zijn. Het verhuisonderzoek van Stad Gent uit 2016 waarbij enerzijds nieuwe Gentenaars en anderzijds stadsvelaters zijn bevraagd, geeft indicaties voor de de stad als roltrap. De nieuwe Gentenaars staan, meer dan de Gentverlaters, aan het begin van hun woon- en werkcarrière en zijn bovendien hoogopgeleid. Zij hebben dus een hoog potentieel om ’hoog’verdieners te worden. Een deel van hen verlaat Gent op dat moment. De koppels met kinderen die Gent verlaten, zitten inderdaad relatief meer in hogere inkomenscategorieën dan de instromende koppels met kinderen. Er is geen vergelijking met Gent als geheel (Stad Gent, 2016).

Vastmans en Dreesen (2021) hebben eveneens een cohorte-onderzoek naar opleiding uitgevoerd en wijzen op een ‘revival of the cities’. Hun databank covert 2001-2015, dus een iets langere periode dan het Bruxodus onderzoek, en ook de meest recente data die kan verkregen worden. Zij geven aan dat er één nadrukkelijk beeld is qua demografische druk: “er is in grote mate een netto verhuizing van hogeropgeleiden naar de grote centrumsteden vanuit het landelijke buitengebied. Netto start 16% van de hogeropgeleiden die in het landelijk buitengebied woonden elders (en ze keren in latere jaren ook niet terug). We zien een omgekeerde beweging van niet-hogeropgeleiden, die in iets grotere mate de grote centrumsteden verlaten, en waar men in het landelijke buitengebied een lichte stijging optekent. Het netto-effect van instromende hogeropgeleiden in de grote centrumsteden is echter 5 maal groter dan het netto effect van niet-hogeropgeleiden die elders gaan wonen. 86% van de starters in grote centrumsteden die van het buitengebied komen is hogeropgeleid.

Op latere leeftijd stroomt een deel van deze starters door naar de forenzenwoonzone, voornamelijk degenen die in een kleinere woning gestart waren. De trek van hogeropgeleiden naar de grote centrumsteden wordt zo uitgesmeerd over het metropoolgebied Vlaanderen. Het grootste deel van starters in de grote centrumstad die doorstromen, koopt echter opnieuw een huis in een grote centrumstad. Het is niet zo dat de centrumstad leegloopt. Integendeel. En het is niet zo dat het voornamelijk hogeropgeleiden zijn die de stad verlaten. Het aandeel hogeropgeleiden die de stad verlaten, is even groot als het aandeel hogeropgeleiden dat in de stad start” (Vastmans en Dreesen, 2021).

Deze verhoogde interesse in de steden heeft ook een keerzijde. Karsten (2014) geeft aan dat de nieuwe gezinsstad mooier is, maar ook duurder geworden en daarmee moeilijker toegankelijk voor minder bemiddelde gezinnen. Een vastelling ook gemaakt door Broxudus-onderzoek, alsook door Vastmans en Dreesen.

Uit het Bruxodus-onderzoek blijkt dat ook een vrij grote groep uit de lagere klasse gedwongen de stad verlaat door gentrificatie van hun wijken, en de daarmee gepaard gaande hoge huizenprijzen.

Vastmans en Dreesen (2021) geven aan dat de demografische druk van voornamelijk hogeropgeleiden zowel op een lokaal als een regionaal niveau kan zorgen voor (1) segregatie, waarbij achtergestelde buurten, waar de lage inkomens zich in toenemende mate concentreren, leiden tot minder kansen voor zij die er wonen. En (2) gentrificatie, waar buurten bewoond worden door een groeiend aandeel hogeropgeleiden. Dit met stijgende vastgoedprijzen tot gevolg, waardoor lagere inkomens zich er in mindere mate kunnen vestigen wegens financiële beperkingen en armere huishoudens mogelijk verdrongen worden. Dit blijft voorlopig bij veronderstellingen, want dit kan momenteel nog niet onderzocht worden met data. Betreffende beschikbaarheid vandaag zijn data van 2017 de meest recente data over opleidingsniveau op individueel niveau7.

Data uit de Gentse Woonstudie (2023) geven gelijkaardige tendenzen aan. Er wordt gesteld dat doordat er in Gent een historisch aanbodtekort is, het aanbod eerder bepaalt hoeveel huishoudens erbij komen en niet de vraag zelf. De cijfers ‘realistische woonvraag’ tonen duidelijk de demografische druk op de stad en het risicio op krapte op de woningmarkt aan.

De sterke prijsstijgingen en de vraagdruk worden net zoals in de andere grote centrumsteden gedreven door hoogopgeleide startende koppels die hier een woning willen kopen. Hierin zien Vastmans & Dreesen ook een duidelijke woontypologische mismatch.

De grote toename van hogeropgeleide koppels en hun vraag naar huizen in de centrumsteden gaat gepaard met een sterke toename van het aandeel appartementen en in veel mindere mate een toename van nieuwbouwaanbod van huizen. Het beperkte aanbod en de prijsdruk zorgen ervoor dat huishoudens zich verder van de stad gaan vestigen. Wat lijkt op een ‘stadsvlucht’ is eerder een verdringing uit de steden van mensen die ertoe aangetrokken zijn.

Van deze appartementen is er maar een marginaal deel dat als gezinsvriendelijke meergezinswoningen voorzien wordt. De gezinsvriendelijke woning in een meergezinswoning, zowel op het gelijkvloers als op de verdieping, blijft een niche. Dit betekent dat momenteel enkel de ééngezinswoningen en schakelwoningen als gezinsvriendelijk aanbod worden gecategoriseerd. De groei van het aantal ééngezinswoningen volstaat dus niet om te beantwoorden aan de woonvraag van huishoudens met kinderen. Dit type huishouden maakt ongeveer 50% uit van de totale huishoudensgroei. Er is dan ook een onmiskenbare typologische mismatch tussen vraag en aanbod. Een bijsturing in de types woningen die gebouwd worden dringt zich op.

Besluit.

Recent zijn er in Vlaanderen en Brussel een aantal studies die welvaartsvlucht uit de steden bekijkt. Eén studie heeft via de KSZ (Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid) migraties gekoppeld aan fiscaal inkomen. Deze studie bekijkt de interne verhuissaldo’s tussen Brussel en de rand rond Brussel in Vlaams-Brabant: voornamelijk jonge gezinnen verlaten Brussel. Zij hebben gemiddeld een hoger inkomen dan de stadsblijvers. Onderzoekers geven aan dat dat leidt tot een verarming van Brussel.

Cohorte-onderzoek van welvaartsvlucht op basis van opleidingsgegevens geven een genunaceerder beeld. Er zijn voor Vlaanderen en Brussel twee studies, die tot hetzelfde besluit komen. Er is een beperkte stadsvlucht van hoger opgeleiden. Het aandeel hogeropgeleiden dat de stad verlaat is in dezelfde grootorde als het aandeel hogeropgeleiden dat in de stad start. De stad heeft een belangrijke rol in de opwaartse sociale mobiliteit van haar inwoners.

Een tweede bevinding: stadsgrenzen vervagen. De suburb is niet zo verschillend van de stad. Stadsverlaters en interne stadsverhuizers hebben doorgaans dezelfde verhuismotieven naar woningtype. Ze verschillen evenwel in verhuismotieven naar woonomgeving; al geldt dit niet voor jonge gezinnen.

Stadsaantrekking en stadsvlucht blijven een cyclisch gegeven. Betaalbaarheid van wonen en woonomgeving spelen daarbij een belangrijke rol. ‘Revival’ van de stad is reeds ruim twee decennia aan de gang. Maar er is ook een keerzijde: woningprijzen stijgen. Gentrificatie van bepaalde buurten en verdringing van lagere inkomensgroepen alsook segregatie in bepaalde wijken met minder kansen, kunnen een gevolg zijn. De Gentse woonstudie (Stad Gent, 2023) geeft aan dat er demografische druk is op de Gentse woonmarkt, met een (historische) krapte en stijgende woningprijzen tot gevolg.

Huidig demografisch alsook socio-economisch analyse-materiaal is niet recent genoeg (gezien niet beschikbaar) om de analyse van selectieve stadsvlucht te maken op de laatste 5 jaren. Daarnaast is het volgens ons belangrijk, specifiek voor Gent, om de blijfkansen van niet-hooggeschoolden te analyseren. Zien we daar ook dalende blijfkansen?

5.4 Uitleidend

Migratiebewegingen tussen de stad en de omliggende gemeenten zijn van alle tijden. Vandaag is de kernvraag of de beweging weg uit de stad selectief is. Verlaten jonge gezinnen de stad? En, is er welstandsvlucht?

In dit hoofdstuk gingen we na wat wel en niet kan beantwoord worden over selectieve stadsvlucht op basis van de Gentse bevolkingsregisters.

Bevolkingscijfers tonen in de eerste plaats dat er sinds 2000 een duidelijke heropleving is van de stad. De bevolkingsaantallen stijgen, het aantal gezinnen neemt toe, het aandeel gezinnen blijft stabiel. Op basis van de binnenlandse verhuissaldo’s wordt vastgesteld dat vooral jongvolwassenen (20-29-jarigen) aangetrokken worden door de stad (meer in dan uit) en dat 30-39-jarigen en 0-9-jarigen (‘jonge gezinnen’) eerder de stad verlaten (meer uit dan in) – wel gezinsvlucht, zo lijkt op het tweede gezicht. Migratie hangt dus nog steeds nauw samen met het verlaten van het ouderlijk huis en gezinsvorming, zo zou je de cijfers kunnen interpreteren. Nog steeds zijn vooral de rand van Gent en bij uitbreiding Oost-Vlaanderen in trek bij Gent-verlaters.

Evenwel, het binnenlands verhuissaldo is slechts een deel van het verhaal. Dit houdt geen rekening met buitenlandse migratie noch met geboortes in de stad. Zo’n vraagstuk vraagt longitudinaal onderzoek. Een mogelijkheid daarin is het berekenen van blijfkansen. De blijfkansen voor 20-jarigen en 30-jarigen liggen lager dan het gemiddelde voor alle Gentenaars. Dit ligt in de lijn van de bevinding van de leeftijdsspecifieke binnenlandse migratiesaldo’s. Verhuizen is gelinkt aan de levensfase van personen en gezinnen. Maar, de blijfkansen naar gezinssamenstelling tonen meer. Blijfkansen van gezinnen mét kinderen liggen hoger dan deze voor gezinnen zonder kinderen. Ook alleenstaande ouders hebben hogere blijfkansen dan samenwonenden met kinderen. Kortom, kinderen binden je wel degelijk aan je woonomgeving. Zetten we die blijfkansen, ongeacht leeftijd of gezinssamenstelling, in een tijdsperspectief dan wordt vastgesteld dat de blijfkansen aan het dalen zijn. Deze trend is het meest uitgesproken voor samenwonenden zonder kinderen. Voor stadsvlucht van (jonge) gezinnen die tot gevolg heeft dat de stad steeds minder gezinnen met kinderen telt, vinden we geen evidentie terug in de bevolkingsregisters.

Wat de verklaring is voor deze dalende blijfkansen – in het bijzonder voor samenwonenden zonder kinderen – is onduidelijk. Het kan gaan om een verhoogde mobiliteit, d.w.z. dat jongvolwassenen sneller verhuizen. Of vinden jongvolwassenen vandaag de dag moeilijker een plek op de Gentse woonmarkt? Hiervoor is verder onderzoek nodig dat ingaat op de verhuismotieven, en breder dan de Gentse populatie. Of deze trends specifiek zijn voor Gent of niet, kunnen we niet afleiden uit de beschikbare data. Voorlopig stellen we enkel vast dat het aandeel gezinnen met kinderen in de stad stabiel blijft. Er is dus geen bewijs voor stadsvlucht van (jonge) gezinnen.

De vraag over welstandsvlucht beantwoorden op basis van de bevolkingsregisters is niet mogelijk. Dit kan enkel indien het bevolkingsregister verrijkt wordt met bijvoorbeeld fiscale inkomens en/of hoogst behaalde diploma. Dit vraagt een koppeling op individueel niveau met databanken waarover de Stad Gent vandaag niet beschikt. De vraag over welvaartsvlucht kan dus niet beantwoord worden op basis van ‘eigen’ data. We gaan dus een antwoord zoeken in recent gevoerd wetenschappelijk onderzoek in Vlaanderen en Brussel.

De Maesschalck e.a. (2015) maken gebruik van een met fiscale inkomens verrijkt migratiebestand en bestuderen de interne verhuissaldo’s van Brussel met de Vlaamse rand. Daar wordt geconcludeerd dat vooral jonge gezinnen de stad verlaten wat leidt tot een verarming van Brussel. Verder wordt aangegeven dat de stadsgrenzen niet zo duidelijk afgebakend zijn: socio-economische verschillen binnen de stad en binnen de brede rand zijn vaak groter dan tussen aangrenzende gebieden van de stad en de brede rand. Kortom, de suburb is niet zo verschillend van de stad.

Opnieuw, stadsvlucht vraagt verdere analyse dan louter de interne verhuissaldo’s. Twee longitudinale studies kijken naar de blijfkansen van stedelingen en koppelen deze met opleidingsdata. Daar is de conclusie dat er eerder een beperkte stadsvlucht is van hoger opgeleiden. Want, het aandeel hogeropgeleiden dat de stad verlaat is in dezelfde grootorde als hogeropgeleiden die in de stad starten. De stad heeft een belangrijke rol in de opwaartse sociale mobiliteit van haar inwoners. De stad eerder als roltrap, dan als spons of magneet. Gent met haar centrumfunctie op het vlak van onderwijs en hoger onderwijs, is daar geen uitzondering op.

Twintig jaar bevolkingsgroei in Gent toont een oplevende stad. In en uit bewegingen zullen er altijd zijn. Voor (selectieve) stadsvlucht moeten we steeds bedachtzaam zijn. De heropleving van de stad kan ook een keerzijde hebben waar we alert voor moeten zijn. Het vraagoverschot voor gezinsvriendelijke woningen neemt toe met een mismatch door de verhouding in groei van het aantal compacte woningen tot de groei van het aantal gezinsvriendelijke woningen. Stijgende woonprijzen zijn reeds enkele jaren een trend. De kans bestaat dat een aantal groepen uit de boot dreigen te vallen. Gentrificatie en verdringing van lagere inkomensgroepen alsook segregatie, blijven aandachtspunten.

Onderzoek naar (selectieve) stadsvlucht blijft noodzakelijk. Er is echter niet één indicator of bron die dit eenduidig kan aantonen. We bespraken reeds verschillende indicatoren (migratiesaldo en blijfkansen naar leeftijd en gezinssamenstelling) die elk hun waarde hebben en een deel van de complexiteit van stadsvlucht duiden. Ook andere studies waarbij migratiebewegingen worden gekoppeld aan inkomen of opleiding geven ons inzichten. Stadsvlucht vraagt een combinatie van meerdere bronnen en indicatoren. Cijfers en studies (op basis van registers of administratieve databronnen) over verhuisbewegingen zeggen bovendien niets over de achterliggende redenen van deze bewegingen. Bevragen van verhuismotieven bij zij die naar en uit de stad verhuizen kan meer verklarende inzichten geven.


  1. Regio Gent is een referentieregio. Het bestaat uit de gemeenten Aalter, Assenede, De Pinte, Deinze, Destelbergen, Eeklo, Evergem, Gavere, Gent, Kaprijke, Laarne, Lievegem, Lochristi, Maldegem, Melle, Merelbeke, Nazareth, Sint-Laureins, Sint-Martens-Latem, Wachtebeke, Wetteren, Zelzate, Zulte.↩︎

  2. Inwoners die overleden zijn gedurende deze periode worden buiten beschouwing gelaten↩︎

  3. Bron : Rijksregisters in gentincijfers.be↩︎

  4. Bron: Rijksregisters in gentincijfers.be – LIPRO indeling huishoudens↩︎

  5. Equivalent inkomen = alle inkomens van een huishouden worden samengeteld en gedeeld door een factor die rekening houdt met de samenstelling van het gezin en eventuele schaalvoordelen. De referentiepersoon krijgt de waarde 1, elk extra gezinslid van 14 jaar of ouder de waarde 0,5 en elk kind de waarde 0,3. Dit wordt dan aan elk gezinslid toegekend.↩︎

  6. Mail Johan Surkyn – 24 mei 2023↩︎

  7. https://statbel.fgov.be/nl/themas/datalab/datalab-census-onderwijs↩︎