6  Bronnen, begrippen, methode

6.1 Wat is migratie?

Migratie is verandering van gebruikelijke (vaste) verblijfplaats. De gebruikelijke verblijfplaats is de woning waar de persoon gewoonlijk leeft en waarin hij het grootste deel van zijn dagelijkse rustperiodes doorbrengt. Elke verandering van vaste verblijfplaats is een migratie, ook al vindt die plaats in dezelfde gemeente of zelfs in dezelfde straat (NIS, 1991).

6.2 Bronnen

Deze studie baseert zich hoofdzakelijk op administratieve data, de wettelijke bevolking, voor het in kaart brengen van de migratiebewegingen. Migratie is dan een verandering van domicilieadres en dus wijzigingen van officieel adres. Deze gegevens zijn afgeleid uit het Rijksregister en afkomstig van de Dienst Burgerzaken van de Stad Gent (verhuisbewegingen en bevolkingscijfers Stad Gent) en van Statistics Belgium (bevolkingscijfers van andere gemeenten).

Daarnaast vinden nog migratiebewegingen plaats, maar die zijn niet geregistreerd in het officiële bevolkingsregister. Denk maar aan de studenten die op kot gaan in Gent: zij blijven in principe ingeschreven in de gemeente en op het adres van hun ouder(s). De wet beschouwt kotstudenten als tijdelijk afwezig uit hun hoofdverblijfplaats. Een student kan enkel bij uitzondering een eigen domicilieadres hebben, maar de voorwaarden zijn erg streng. De wet zegt dat een student pas op zijn effectieve verblijfplaats ingeschreven kan worden als hij bewijst dat hij geen gezin meer heeft én niet meer ten laste is van zijn familie (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2012). Buitenlandse studenten kunnen wel ingeschreven worden in het bevolkingsregister.

6.3 Het meten van migratie: methodologie

6.3.1 Periode 2018-2022

De cijfers in dit rapport hebben betrekking op de periode van 2018 tot 2022. Migratiecijfers kunnen immers behoorlijk variëren van jaar tot jaar: door één cijfer te gebruiken voor een periode van 5 jaar vlak je die schommelingen af. In de vorige publicatie (Stad Gent, 2020) zijn de periodes 2009-2013 en 2014-2018 besproken en vergeleken. In deze publicatie houden we het telkens enkel op het bespreken van de meest recente periode van 5 jaar: 2018-2022. Waar een wijziging wordt vastgesteld of waar relevant wordt wel vergeleken met de periode van 2013-2017.

Per 1 januari 2019 zijn er gemeenten gefusioneerd. In deze studie wordt gewerkt met de gemeentenamen en -grenzen van na de fusie. Voor de periode vóór de fusie werden de gegevens dus vertaald naar de huidige indeling. Bijvoorbeeld: verhuisbewegingen naar of van Waarschoot, Lovendegem en Zomergem worden samengeteld en beschouwd als verhuisbewegingen naar of van Lievegem.

Het databestand van de verhuisbewegingen beschrijft bijvoorbeeld voor het jaar 2022 alle verhuisbewegingen die tijdens 2022 zijn geregistreerd. Het databestand van de bevolking voor het jaar 2022 is de toestand (een ‘foto’) op 1 januari 2022, een momentopname. Met andere woorden: de verhuisbewegingen die in 2022 worden geregistreerd, hebben als eindpunt een toestand van de bevolkingscijfers op 1 januari 2023 (samen met geboorten en sterften).

6.3.2 Absolute en relatieve gegevens

Het absoluut aantal verhuisbewegingen vertelt iets over het aantal mensen dat verhuist van de ene plaats naar de andere. Zicht krijgen op grootte en volumes is één element. Om bepaalde gebieden (wijken, gemeenten) met elkaar te vergelijken zijn relatieve cijfers nodig. Door de verhuisbewegingen af te zetten ten opzichte van het aantal inwoners verkrijg je het aantal verhuisbewegingen per 1.000 inwoners, wat vergelijking mogelijk maakt.

6.3.3 Mobiliteit

De verhuismobiliteit of verhuisintensiteit is de som van het aantal in- en uitwijkingen in een bepaald gebied, meestal uitgedrukt per 1.000 inwoners. Hierbij wordt de bevolking (op 31/12) van het betreffende gebied als referentiebevolking gebruikt. Het mobiliteitscijfer geeft een aanwijzing over verhuisintensiteit in dat gebied, met andere woorden, of er veel of weinig wordt verhuisd.

6.3.4 Migratiesaldo

Migratiesaldo is het verschil tussen het aantal inwijkingen (immigratie) en uitwijkingen (emigratie) in een bepaald gebied. Het saldo wordt ook per 1.000 inwoners uitgedrukt om vergelijkingen tussen verschillende gebieden mogelijk te maken. Wanneer er meer mensen toekomen dan er vertrekken (positief migratiesaldo) is er een vestigingsoverschot. In geval het aantal vertrekkers groter is dan het aantal toekomende migranten (negatief migratiesaldo), heb je een vertrekoverschot.

In dit rapport worden migratiebewegingen bekeken vanuit twee standpunten. Enerzijds vanuit Gent (in hoofdstuk 2), waarbij alle bewegingen over de stadsgrenzen in rekening worden gebracht. Anderzijds vanuit de wijken (in hoofdstuk 3), waarbij alle bewegingen over de wijkgrenzen bekeken worden.

6.3.4.1 Bewegingen vanuit het standpunt van Gent

Binnenlandse migratie zijn alle verhuisbewegingen van Gent naar een gemeente in België (binnenlandse emigratie) en omgekeerd: alle verhuisbewegingen vanuit een Belgische gemeente naar Gent (binnenlandse immigratie). Het netto resultaat van beide bewegingen (binnenlandse immigratie min binnenlandse emigratie) noemen we het binnenlands saldo.

Internationale migratie zijn alle verhuisbewegingen van Gent naar het buitenland (internationale emigratie) en omgekeerd alle verhuisbewegingen van het buitenland naar Gent (internationale immigratie). Het netto resultaat hiervan noemen we het internationale saldo.

Gent, binnenlandse en internationale migratie

Stadsverlaters zijn inwoners van Gent die naar elders (in België of naar het buitenland) verhuizen. Nieuwe Gentenaars zijn personen van buiten Gent die naar Gent verhuizen. Als we het aantal nieuwe Gentenaars verminderen met het aantal stadsverlaters bekomen we het totaal saldo voor Gent.

6.3.4.2 Bewegingen vanuit het standpunt van een wijk

Gent, stadsinterne en stadsexterne migratie

Stadsinterne immigratie gaat over Gentenaars die vanuit een andere wijk naar deze wijk verhuizen. Stadsinterne emigratie zijn alle verhuisbewegingen van Gentenaars die vanuit deze wijk naar een andere Gentse wijk verhuizen. Het resultaat van beide noemen we het stadsintern wijksaldo.

Stadsexterne immigratie gaat over personen die van buiten Gent in deze wijk komen wonen. Migratiebewegingen vanuit deze wijk naar buiten Gent noemen we stadsexterne emigratie. Stadsexterne immigratie min stadsexterne emigratie resulteert in het stadsextern wijksaldo.

Wijkverlaters zijn inwoners die vanuit de wijk (naar elders in Gent, België of het buitenland) verhuizen. Om het aantal wijkverlaters te bepalen maken we dus de som van de stadsinterne emigratie en de stadsexterne emigratie. Personen van buiten de wijk die naar de wijk verhuizen noemen we nieuwe wijkbewoners. Dit is de som van stadsinterne en stadsexterne immigratie. Het netto resultaat van beide (nieuwe wijkbewoners min wijkverlaters) noemen we het totale wijksaldo.

6.3.5 Schrappingen en herinschrijvingen

Ambtshalve geschrapte personen zijn personen die uit het bevolkingsregister worden geschrapt, omdat hun vertrek wordt vastgesteld zonder dat ze hiervan aangifte deden en omdat hun huidige verblijfplaats niet kan achterhaald worden. Een aanzienlijk deel van deze ambtshalve geschrapte personen schrijft zich vroeg of laat opnieuw in dezelfde gemeente of in een andere Belgische gemeente in. Dat is dan een herinschrijving. Nochtans mag de categorie geschrapte personen niet zomaar genegeerd worden. Het gaat elk jaar om een 2000-tal personen.

In deze studie trachten we zo veel mogelijk de reële bewegingen van de wettelijke bevolking te bestuderen. Daarom wordt een administratieve schrapping en herinschrijving niet meegeteld indien de schrapping gevolgd wordt door een herinschrijving in hetzelfde jaar. Statbel, het Belgisch statistiekbureau, beschouwt een administratieve schrapping of herinschrijving als een migratie met het buitenland. Daarom kunnen de cijfers in deze studie afwijken van de officiële cijfers die door Statbel gepubliceerd worden.

6.3.6 Clusteranalyse

In hoofdstuk 4 ‘Nieuwe Gentenaars op wijkniveau’ maken we gebruik van een clusteranalyse om de wijken in te delen in groepen met vergelijkbare verhuisdynamiek. Volgende variabelen werden hiervoor gebruikt: het aandeel nieuwe Gentenaars door geboorte, nieuwe Gentenaars door verhuis, Gentenaars die verhuisd zijn binnen de wijk, Gentenaars die vanuit een andere wijk naar de wijk verhuisd zijn en diegenen die op hetzelfde adres zijn blijven wonen.

Om de clusters te bepalen gebruiken we het k-means algoritme, een vorm van unsupervised machine learning. De waarde k staat voor het aantal clusters. We passen dit algoritme toe op de data met een waarde k tussen 2 en 10. Vervolgens berekenen we de Sum of Squared Errors (SSE) binnen de clusters voor de verschillende waardes van k. Om het optimale aantal clusters te bepalen gebruiken we de elbow methode. We bekijken hoe de SSE evolueert naarmate het aantal clusters toeneemt (zie Figuur 6.1). Het optimale aantal clusters wordt bepaald door de ‘knik’ (elbow) in de grafiek. In dit geval is dat de oplossing met 4 clusters.

Figuur 6.1: Sum of Squared Errors binnen de clusters voor de verschillende clusteroplossingen

6.4 Registers

In deze studie wordt enkel rekening gehouden met inwoners ingeschreven in het bevolkings- en vreemdelingenregister, in lijn met de Belgische definitie van de wettelijke bevolking. Verhuisbewegingen van personen ingeschreven in het wachtregister voor asielzoekers worden dus buiten beschouwing gelaten. Op het moment dat een inwoner vanuit het wachtregister wordt ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister wordt dit beschouwd als een immigratie uit het buitenland.

De cijfers in deze publicatie kunnen daarom afwijken van die van het team Data en Analyse van de provincies (provincies.incijfers.be), waar verhuisbewegingen van personen in het wachtregister voor asielzoekers meegeteld worden.

6.4.1 Bevolkingsstromen

Een bevolking – zo ook de Gentse bevolking - kent een groot aantal in- en uitgaande stromen van personen. De uitgaande stromen omvatten de overlijdens en de verhuisbewegingen uit Gent naar de rest van het land of het buitenland. De ingaande stromen omvatten de geboorten evenals de verhuisbewegingen naar Gent uit de rest van het land en uit het buitenland. Uitgaande stromen zorgen voor een daling van het bevolkingsaantal, ingaande stromen doen het bevolkingsaantal stijgen. Het verschil van beide stromen is de netto evolutie van de bevolking. Om een stijging te hebben van de bevolking, moet het aantal nieuwe inwoners en geboorten hoger zijn dan het aantal inwoners dat vertrekt of sterft.

6.4.2 Loop van de bevolking versus stock van de bevolking

Alle verhuisbewegingen, de geboorten en sterften tijdens een bepaalde periode - bv. gedurende het jaar 2022 - worden in het domein van de demografie ‘de loop van de bevolking’ genoemd. Dit staat tegenover ‘de stock van de bevolking’ die overeenstemt met de bevolking op een welbepaald tijdstip, bv. op de eerste dag van het jaar. De vergelijking van de stock van de bevolking op twee data (bv. op 1/1/2023 en op 1/1/2022) geeft geen uitspraken over de bevolkingsstromen in de periode tussen de 2 stocks.

Figuur 6.2 toont het aantal nieuwe Gentenaars op twee manieren. Aan de linkerkant benaderd volgens de loop van de bevolking, aan de rechterkant via de stock van de bevolking. De figuur toont aan dat beide methoden een verschillend resultaat geven. Bij de loop van de bevolking houden we rekening met de ingaande stromen in het jaar 2022. Bij de stock van de bevolking vergelijken we het aantal inwoners op 1/1/2023 en 1/1/2022 om aan te geven hoeveel nieuwe inwoners er zijn. Het aantal nieuwe Gentenaars is lager dan het totaal aantal ingaande stromen en het aantal ex-Gentenaars is lager dan het totaal van de uitgaande stromen. M.a.w. het aantal Gentenaars op 1/1/2023 en die op 1/1/2022 nog niet in Gent woonden, is lager dan tijdens het jaar 2022 waargenomen ingaande stromen.

Figuur 6.2: Ingaande flux 2022 (loop van de bevolking) tegenover aantal nieuwe inwoners (stock van de bevolking)

6.5 Definities

6.5.1 Indeling Europese Unie

Voor EU-landen gebruiken we volgende indeling:

  • EU15: de ‘klassieke’ EU landen, d.w.z. de samenstelling sinds 1995 uitgezonderd het Verenigd Koninkrijk omwille van de Brexit: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje, Finland, Oostenrijk en Zweden

  • EU(+)13: de ‘nieuwe’ EU landen, sinds 2004: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije, Tsjechië, en sinds 2007: Bulgarije, Kroatië en Roemenië

  • EU28: EU15 en EU(+)13

6.5.2 Nationaliteit en herkomst

Niet-Belgen kan je definiëren op basis van de huidige nationaliteit. Naar nationaliteit kan de bevolking dan in ‘Belgen’ en ‘niet-Belgen’ worden ingedeeld. Het spreekt voor zich dat er onder de niet-Belgen veel nationaliteiten zijn en er dus veel verfijnd kan worden.

Echter, een aanzienlijk deel van de personen van vreemde herkomst is genaturaliseerd tot Belg. Zeker voor België dat sinds de hervorming van de wetgeving ter zake in de jaren 1980 en 1990 een liberaal beleid heeft gevoerd wat betreft nationaliteitsverwerving, schiet nationaliteit als criterium voor ‘vreemdeling’ tekort. Vreemdelingen die de Belgische nationaliteit verwerven, verdwijnen om die reden uit de migratiestatistieken (Vanduynslager, Wets, Noppe, & Doyen, 2013).

Om de diversiteit aan migratie-achtergronden te vatten is een ruimere definitie van herkomst nodig dan enkel die van de huidige nationaliteit. Sinds 2016 hanteert de Vlaamse overheid de volgende definitie. Iemand is van buitenlandse herkomst indien hij/zij een niet-Belgische nationaliteit heeft, bij de geboorte een niet-Belgische nationaliteit had, of indien minstens één ouder een niet-Belgische geboortenationaliteit heeft. Deze definitie wordt ook hier gehanteerd, in navolging van de afspraak die de Vlaamse Regering maakte om over alle beleidsvelden heen de herkomst van personen op eenzelfde manier te meten.

Het rijksregister bevat geen informatie over de herkomst volgens de Vlaamse definitie zoals hierboven beschreven. We beschikken dus niet over deze gegevens op persoonsniveau. Om uitspraken te doen op persoonsniveau maken we daarom gebruik van de nationaliteit (in hoofdstuk 2) of de geboortenationaliteit (in hoofdstuk 4).

6.5.3 Gezinssamenstelling

In hoofdstuk 4 wordt verwezen naar de gezinssamenstelling. Deze informatie werd afgeleid uit de velden ‘Gezinstoestand’ en ‘Aantal kinderen’ (op basis van IT140/141 uit het rijksregister). Het aantal kinderen betreft alle gezinsleden (zowel minderjarigen als meerderjarigen) met codes 03 (zoon, dochter), 05 (kleinzoon, kleindochter) of 13 (stiefzoon, stiefdochter) ten opzichte van de referentiepersoon van het gezin.

6.6 Geografische afbakeningen

6.6.1 Over stadsgrenzen: Gent, buurgemeenten, provincies

In de kaarten die de migratiesaldo’s voor Vlaanderen en Brussel weergeven, zie je de afbakening van gemeentegrenzen en provinciegrenzen. In beschrijvingen wordt verwezen naar buurgemeenten.

Sinds 1 januari 2019 is Vlaanderen opgedeeld in 15 vervoerregio’s. De grenzen van deze vervoerregio’s werden bepaald op basis van onderzoek naar verplaatsingsgedrag. Deze indeling wordt besproken waar er een overlap is met de verhuisdynamiek buiten de stadsgrenzen.

6.6.2 Binnen stadsgrenzen: centrum, gordel en rand

De stad Gent is geen homogeen gebied. Gent is door ADSEI (vroeger NIS of Nationaal Instituut voor de Statistiek) ingedeeld in 201 statistische sectoren. De statistische sector is de territoriale basiseenheid die is ontstaan uit een door het Nationaal Instituut voor de Statistiek uitgevoerde onderverdeling van het grondgebied van gemeenten. De sectoren zijn ontstaan om het opstellen en verspreiden van statistieken op een meer gedetailleerd niveau dan de gemeente mogelijk te maken.

Die onderverdeling is gebeurd op grond van structuurkenmerken van sociale, economische, stedenbouwkundige of morfologische aard (Jamagne, 2001).

De dienst Beleidsparticipatie van de Stad Gent heeft bovenop de indeling in sectoren een indeling in 25 wijken gemaakt (zie Figuur 6.3). Anders dan in de vorige studie worden deze wijken niet langer gegroepeerd in zones (Gent centrum, Gent gordel en Gent rand).

Figuur 6.3: Overzicht 25 wijken Gent

6.6.3 Kaarten en classificatie

Met GIS (geografisch informatiesysteem) zijn allerlei classificatiewijzen makkelijk te selecteren en uit te voeren. In dit rapport is gekozen voor een classificatie op basis van natural breaks. Deze methode classificeert een dataset in een op te geven aantal klassen met een bepaald statistisch algoritme op een zodanige wijze dat binnen de klassen de variatie minimaal is, en de klassen onderling maximaal verschillen. In het ideale geval vallen de klassegrenzen samen met de dalen in grafiek die de verdeling van de meetwaarden weergeeft. De klassebreedtes kunnen variëren (Wikibooks, 2010).

Deze methode maakt het mogelijk om groeperingen en patronen te ontdekken in de data. De methode gaat er van uit dat er verschillende groepen zijn binnen een verdeling. De methode zoekt die groepen op en maakt klassegrenzen zodanig aan dat de bij de groepen horende meetwaarden in één klasse voorkomen (Wikibooks, 2010).

In de meeste gevallen is manueel een van de klassegrenzen aangepast, zodat de nul-waarde net op een klassegrens valt. Wanneer kaarten weergegeven worden voor verschillende tijdsperiodes dan worden de klassegrenzen van de laatste periode (2018-2022) gebruikt voor de andere periodes. Op die manier zijn de kaarten onderling met elkaar te vergelijken.